Terug naar site

A-Hausse

Fondsnieuws 9 juli 2020

9 juli 2020

In 2004 was het voor het eerst mogelijk om als buitenlander direct in Chinese A-aandelen te beleggen. A-aandelen staan genoteerd op de beurzen van Shanghai en Shenzen. Deze opening mag worden gezien als de eerste stap in de internationalisatie van de renminbi. Fortis had via Generale Bank een belang in Haitong, toen de grootste broker van China. Haitong was één van de gelukkigen met een quotum om voor buitenlanders in A-aandelen te beleggen. Fortis ging samen met de Chinese Consul in Nederland op stap om promotie te maken voor het Fortis Haitong Yangzi fund, één van de eerste beleggingsfondsen in Chinese A-aandelen. De belangstelling was niet groot. Voor veel pensioenfondsen was het niet toegestaan om in A-aandelen te beleggen. De Chinese A-aandelenindex stond in 2004 op de helft van het niveau van 2000, vreemd genoeg ook niet iets wat de animo verhoogd. De markt werd volledig gedomineerd door particuliere beleggers. Er zat veel kaf onder het koren, maar in het land der blinden kon een professionele belegger wellicht waarde toevoegen. Tijd voor een eerste positie. Een jaar later kwam Fortis opnieuw geld ophalen voor het fonds. De A-aandelenmarkt was nauwelijks gestegen, maar het veel betere rendement van het fonds viel op. Dat zorgde meteen voor meer belangstelling. Twee jaar later waren Chinese A-aandelen verviervoudigd. Waar de liquiditeit in 2006 nog zeer beperkt was, nam die vanaf 1 januari 2007 snel toe. Dat kwam omdat vanaf dat moment veel institutionele beleggers voortaan ook in A-aandelen mochten beleggen. Op gemiddeld 35 keer de winst werd de positie in het Yangzi fund in 2007 met een premie verkocht.

Chinese A-aandelen staan nog altijd beneden de top van 2007. Het probleem is niet dat de Chinese economie niet is gegroeid. Aandelen lopen kennelijk vooruit op de economie, want tussen 2007 en 2019 is de Chinese economie verviervoudigd. Soms wordt de waardering van de aandelenmarkt bepaald door de totale marktkapitalisatie te delen op de waarde van de economie. In China is die verhouding circa 60 procent, in de Verenigde Staten meer dan 150 procent. Verschil is dat de Chinese bedrijven veel slechter renderen dan de Amerikaanse bedrijven. Daarvoor zijn meerdere oorzaken. Amerikaanse bedrijven hebben in de afgelopen jaren veel laag-renderende en kapitaalintensieve onderdelen afgestoten of uitbesteed. Daardoor wordt steeds meer in China geproduceerd en kunnen Amerikaanse bedrijven zich toeleggen op de beter renderende onderdelen zoals productontwikkeling, marketing en verkoop. Daar lijkt deglobalisering nu een einde aan te maken. Verder heeft de Chinese overheid tijdens de Grote Financiële Crisis een grote hoeveelheid liquiditeit in de economie geïnjecteerd. Daardoor werd het particuliere initiatief verdrongen en daalde het rendement op het geïnvesteerde vermogen bij bedrijven. Nu zijn de rollen omgedraaid. De Federal Reserve komt met forse liquiditeitsinjecties en neemt feitelijk de markt over, de Chinese centrale bank is veel gematigder.

Afgelopen weekend liet de Chinese overheid via Shanghai Securities News weten dat er steeds meer tekenen zijn van een gezonde bullmarkt in Chinese aandelen. Dat was niet tegen dovenmansoren. De afgelopen dagen zijn de binnenlandse beurzen in China sterk gestegen. Daarmee staan Chinese A-aandelen dit jaar 16,5 procent in de plus. Dat is zelfs beter dan de Nasdaq. De opmerking van de regering is zeer relevant, want ze zegt daarmee dat speculatie voorlopig niet in de weg zal staan. Het is alsof je in Macau verklapt dat dit de winnende tafel is. Mogelijk dat ook meespeelt dat Chinese aandelen tijdens de ambtstermijn van Trump beter hebben gepresteerd dan Amerikaanse aandelen. Dan hebben we dus nog enkele maanden te gaan tot aan de verkiezingen. Chinese aandelen kunnen nog verdubbelen voordat ze net zo hoog gewaardeerd zijn als in 2007.

Photo by Han Dieperink, Shanghai Stock Exchange