Het debat over het tijdelijke karakter van de sterk oplopende inflatie in de Verenigde Staten wordt niet langer gevoerd. De stijging van de Amerikaanse inflatie is veel erger geworden dan de Federal Reserve had verwacht. Toch reageren financiële markten niet op deze ontwikkeling. De tienjaarsrente heeft moeite om boven de 1,75 procent uit te komen en dat bij een inflatie van 6,2 procent. Algemeen wordt aangenomen dat de Fed zowel de wijsheid als de vuurkracht heeft om de onderliggende inflatie onder controle te houden. Dat valt nog maar te bezien.
Ondanks de hoge inflatie blijft de Fed geduldig wachten. Sinds september 2020 is er een nieuwe inflatiedoelstelling. Voorheen was de doelstelling 2 procent, maar tegenwoordig is het een gemiddelde van 2 procent. Dat lijkt een minimale aanpassing, maar dat is het niet. De inflatie is immers zo lang onder het gemiddelde gebleven, dat die nu lange tijd boven het gemiddelde mag uitkomen, totdat de trendlijn van 2 procent weer is bereikt. Ook wordt het monetaire beleid niet langer gebaseerd op inflatieprognoses, maar wacht de Fed tot de inflatie daadwerkelijk oploopt. Dat laatste is gelukt.
De fout die de Fed heeft gemaakt is dat men dacht dat de pandemische schok van 2020 uit hetzelfde hout is gesneden als de Grote Financiële Crisis van 2008 en 2009. Toen was het geld voor de crisis al uitgegeven en was het hard nodig om de bankbalansen weer op orde te brengen. Bovendien weigerden commerciële banken acuut om krediet te verlenen. In plaats van inflatie werd deflatie de grote vijand. Die zorgen zijn begrijpelijk als er een crisis uitbreekt terwijl de inflatie al gevaarlijk dicht bij nul ligt. Maar door te focussen op de risico’s van deflatie, negeerde de Fed dit keer de mogelijkheid van een positieve inflatieverrassing. En dat is precies wat er is gebeurd. Bij dat explosieve herstel speelde de centrale bank zelf de hoofdrol. Blijkbaar waren de geldinjecties na de Grote Financiële Crisis onvoldoende, daarom waren de injecties dit keer vele malen groter. Het is dit explosieve herstel dat veel druk heeft gezet op de toeleveringsketens wereldwijd. Van voedsel tot halfgeleiders en van energie tot scheepvaart, huizen en lonen, de prijzen stijgen overal.
De Fed wordt geconfronteerd met twee complicaties met de normalisering van het beleid. Allereerst moet het ultraruime beleid worden afgewikkeld. Dat is een delicate operatie met mogelijke correcties op de financiële markten tot gevolg en sinds de Grote Financiële Crisis staat financiële stabiliteit hoog in het vaandel. Daarnaast is er verwarring over de tijd die nodig is om het beleid terug te brengen naar de situatie van voor de crisis. In het verleden gaf de lage inflatie voldoende speelruimte, maar nu wordt normalisering meer acuut. De Fed volgt nu het omgekeerde pad van de verruimende maatregelen. Eerst stopt men geleidelijk met het opkopen van obligaties en daarna gaat de rente omhoog. Dat werkt wellicht in een omgeving met lage inflatie, maar is in de huidige inflatieschok onwerkbaar. Het terugbrengen van de aankopen heeft nauwelijks impact op de economische groei. Het opkoopbeleid had vooral effect op de lange rente en met enige vertraging op de prijs van financiële activa. Het is nu beter om zo snel mogelijk de rente te verhogen. In reële termen ligt het beleidstarief van de Fed op -6 procent, dat is lager dan tijdens de jaren zeventig (- 5 procent in februari 1975) toen de Fed blunderde tijdens een periode die nu de ‘Grote Inflatie’ wordt genoemd.
Onafhankelijke centrale bankiers kunnen het zich veroorloven om politieke druk te negeren. Gisteren werd bekend dat president Biden Jerome Powell voordraagt voor een tweede termijn als voorzitter van het stelsel van Amerikaanse centrale banken. Lael Brainard wordt vice-voorzitter. Brainard is de favoriet van de progressieven binnen de Democratische partij. Zij wil meer regulering voor Wall Street. Tegelijkertijd is zij bereid om de rente nog veel langer laag te houden. De voordracht van Biden moet goedgekeurd worden door de voltallige Senaat. Er zullen ongetwijfeld enkele Democraten tegen Powell stemmen. Waarschijnlijk krijgt Powell lastige vragen, ook over de inflatie. Inflatie is ook de reden dat niet alle Republikeinen voor zullen stemmen. Er zal politieke druk op de voorzitter van de Fed komen om de inflatie onder controle te krijgen. De Amerikaanse kiezers merken de oplopende inflatie aan den lijve en volgend jaar zijn er tussentijdse verkiezingen. Wellicht dankzij de oplopende inflatie kunnen de Republikeinen de meerderheid krijgen in de Senaat, mits ze nu het spel slim spelen.
Naast kritiek op het inflatiebeleid krijgt Powell waarschijnlijk ook lastige vragen over twee centrale bankiers die handelden met voorkennis. Twee stemmende leden van het FOMC deden persoonlijke transacties op het moment dat zij stemden over beleid dat de markten in beweging zette. Beide leden van de Fed - Eric Rosengren en Robert Kaplan - zijn inmiddels teruggetreden. Powell heeft inmiddels alle handel door leden van de Fed verboden, maar de Federal Reserve heeft door dit schandaal wel reputatieschade opgelopen. De Senaat moet relatief snel schakelen, want de eerste termijn van Powell loopt tot februari volgend jaar. Na zijn aantreden voor een tweede termijn valt de politieke druk op Powell weg. Toch is het onwaarschijnlijk dat het monetaire beleid wordt aangepast. Aangezien de Amerikaanse inflatie in de eerste maanden van volgend jaar verder zal oplopen, kan het nog even spannend worden. Pas in de tweede helft van volgend jaar zal de inflatiedruk kunnen afnemen, waarmee de Fed niet langer achter de muziek hoeft aan te lopen. De kans is dan groot dat de eerste renteverhoging kan worden uitgesteld tot 2023.
Inflatie is de grote vijand van een spaarder en een belegger in obligaties. Aandelen zijn veel beter in staat om inflatie te doorstaan. Dat komt ook omdat bij een obligatie de coupon vooraf wordt vastgelegd, maar dat bij aandelen de winsten en daarmee ook dividenden profiteren van oplopende inflatie in de vorm van hogere winsten, mits hogere kostprijzen ook daadwerkelijk kunnen worden doorberekend. Voor bedrijven met veel personeel wordt dit nog een uitdaging. Verder kan de waardering van aandelen onder druk komen op het moment dat de rente sterk stijgt, bijvoorbeeld in tijden wanneer de inflatie hoog is. Maar het is tegenwoordig vooral het beleid van de centrale bank die mag bepalen waar de rente staat. Per saldo geen ongunstige ontwikkeling voor de aandelenmarkt.