Terug naar site

Duurzaam beleggen

September 2007

15 september 2007

De broeikasfilm An inconvenient truth van Al Gore en het daarop volgende wereldwijd gehouden Live Earth concert hebben duurzaamheid en maatschappelijk verantwoord ondernemen weer bovenaan de agenda gezet. Nu is duurzaamheid meer dan zorg voor het milieu, maar de aandacht voor duurzaamheid heeft een sterke geschiedenis in de zorg om het leefmilieu. Milieukwesties kunnen enkel blijvend (duurzaam) worden opgelost als ze worden begrepen in het kader van sociale en economische processen. Met andere woorden, ‘duurzaam’ heeft niet alleen te maken met ‘schoon’, maar ook met ‘rechtvaardig’ en ‘levensvatbaar’. Duurzaamheid is geen gemakkelijk begrip, iedereen verstaat er wat anders onder en vrijwel geen enkel bedrijf opereert 100% duurzaam. Bovendien lijken sommige duurzaamheidsinitiatieven, in de haast om wat voor het milieu te doen, ook contraproductief. Hoe kan een individuele belegger duurzaamheid een rol laten spelen in zijn portefeuille?

 

De basis voor duurzaam beleggen is gelegd aan het begin van de 19e toen kerkelijke instellingen bij hun aandelenbeleggingen bedrijven die van doen hadden met alcohol en gokken gingen mijden. Met name in de Verenigde Staten zette die ontwikkeling zich door. In 1971 werd daar ook het Pax World Fund opgericht, een fonds dat niet investeerde in bedrijven die verdienden aan de oorlog in Vietnam. In de jaren tachtig zorgde het apartheidsregime in Zuid-Afrika voor nieuwe vragen op het gebied van duurzaam beleggen. In 1983 was EIRIS (Ethichal Investment Research Services) de eerste onafhankelijke organisatie in Europa en was het Stewardship Fund het eerste fonds dat van EIRIS alle bedrijven in de portefeuille controleerde op verschillende duurzame factoren. Een veel gebruikte definitie van duurzaamheid is afkomstig uit het Brundtland-rapport uit 1987: “een duurzame ontwikkeling voorziet in de behoeften van het heden, zonder de behoeften van de toekomstige generaties in gevaar te brengen.” In de beleggingspraktijk betekent dit dat wordt belegd in ondernemingen die ‘sociaal en milieuverantwoord’ handelen. Dit zijn bedrijven die positief scoren op verschillende duurzaamheidscriteria, zoals mensenrechten, kinderarbeid, milieubeleid, bestrijdingsmiddelen, broeikasgassen of watervervuiling. Duurzaamheid is echter een rekbaar begrip. Want wat is ‘sociaal-ethisch’, wat is ‘milieuverantwoord’? Wat is precies ‘duurzaam’? Meningen over deze begrippen lopen per land, zelfs per individu uiteen. Bovendien verschuiven deze in de loop van de tijd. In Nederland ligt de nadruk bij duurzaamheid op zorg voor het milieu. In Frankrijk spelen sociale factoren zoals een goede behandeling van werknemers en vakbonden een belangrijke rol. In de Verenigde Staten wordt een zwaarder gewicht toegekend aan gelijke behandeling leidend tot meer vrouwen en vertegenwoordigers van minderheidsgroeperingen in hogere functies.

 

Eerder dit jaar signaleerde het tv-programma Zembla dat pensioenfondsen in Nederland miljoenen euro’s stoppen in wapenbedrijven die clusterbommen en landmijnen produceren. Volgens het Verdrag van Ottawa (1997), dat door 150 landen is ondertekend, zijn landmijnen verboden. Clusterbommen zijn niet verboden, omdat ze horen te ontploffen nadat ze zijn afgeworpen. Het Verdrag van Ottawa verbiedt het gebruik en alle vormen van productie van antipersoonsmijnen. De staten hebben zichzelf ook verplicht andere staten ertoe te bewegen zich aan te sluiten bij de het Verdrag van Ottawa. Er zijn echter 44 staten die het Verdrag nog niet hebben ondertekend waaronder China, Cuba, Iran, Irak, Israël, Pakistan, Rusland, Singapore en de Verenigde Staten. Clusterbommen zouden ook onder het Verdrag van Ottawa horen te vallen, omdat een deel van de explosieven pas bij aanraking ontploffen. Maar tot op heden is dat niet gebeurd en is het gebruik van clusterbommen dus gewoon toegestaan. De Nederlandse regering vindt de inzet van clusterbommen legitiem mits het humanitaire oorlogsrecht in acht genomen wordt. Het moge duidelijk zijn dat clusterbommen en landmijnen niet onder het begrip duurzaam vallen, maar het is dus bepaald niet zo dat zelfs dergelijke wapens bij wet zijn verboden. De vraag is dan wie verantwoordelijk moet worden gehouden, het bedrijf dat het produceert of de overheid die het gebruik toestaat. Het is bovendien de vraag hoever je men wil gaan in die verantwoordelijkheid? Zijn de toeleveranciers aan de wapenproducent, van bijvoorbeeld staal en energie, wel duurzaam? Zo doorredenerend zo zou zelfs de cateraar van het bedrijf niet meer duurzaam zijn. De vraag is echter hoeveel invloed toeleveranciers, zoals bijvoorbeeld een cateraar of een energiebedrijf, kunnen hebben op het beleid van een wapenproducent. Vaak hebben banken meer in de melk te brokkelen bij bedrijven. Uit een onderzoek van de Nederlandse ontwikkelingsorganisatie Oxfam Novib bleek dat de vier grote Nederlandse banken fabrikanten van clustermunitie financieren. Ook hebben zij bedrijven als klant die wapens leveren aan landen waartegen een wapenembargo van kracht is of die de mensenrechten schenden. De banken beleggen volgens Oxfam Novib niettemin voor zichzelf of voor hun klanten in meerdere bedrijven die clustermunitie produceren. Ook komen wapens van door hen gefinancierde bedrijven terecht in onder meer Zimbabwe en China (waartegen een embargo geldt) en worden ze ingezet in burgeroorlogen in Indonesië (Atjeh) en Oeganda. Volgens een gedragscode van de Europese Unie mogen aan zulke regio’s geen wapens worden geleverd. Vraag is wederom wie er verantwoordelijk is, de bedrijven (banken) of de overheid. Oxfam Novib geeft zelf aan dat men wil dat de Nederlandse regering ingrijpt als de banken zelf niet stoppen met de financieringen. Het kabinet zou clusterbommen wettelijk moeten verbieden – inclusief de financiering ervan. Opmerkelijk is overigens wel dat Oxfam Novib in de uitzending verklaart dat haar eigen huisbank (ABN Amro) defensiebedrijven financiert waarvan de wapens uiteindelijk terecht zijn gekomen in door de VN geboycotte landen zoals Soedan (Darfur). Daar worden op grote schaal mensenrechten geschonden. Oxfam Novib overweegt niet bij deze bank weg te gaan. ABN AMRO steunde de afgelopen jaren vier projecten van de ontwikkelingorganisatie met 750.000 euro. Ook financierde de bank de jubileumkrant toen Oxfam Novib 50 jaar bestond. Duurzaamheid blijkt in de praktijk lastiger dan in de theorie. Er zijn duurzame beleggers, zoals het eerder genoemde Stewardship International Fund dat hele sectoren, waaronder banken en ook oliemaatschappijen, uitsluit. De uitsluiting van banken is gebaseerd op het feit dat banken zoveel bedrijven financieren dat daar altijd wel niet-duurzame bedrijven tussen zullen zitten. In een dergelijk geval spreekt men van een ‘donkergroen’ duurzaam fonds. De meeste duurzame beleggers gaan niet zo ver. Zij zoeken meer een sturende rol waarbij binnen een sector de meest duurzame bedrijven als het ware worden beloond met een investering.

 

Moet de overheid dan zorgen voor duurzame regelgeving? Sommige duurzame maatregelen lijken zelfs contraproductief te werken. Zo geeft de overheid in het kader van het terugdringen van broeikasgassen subsidie voor het gebruik van palmolie bij de opwekking van energie. Palmolie wordt verwerkt in tal van alledaagse producten zoals zeep, shampoo, pindakaas, sauzen en cosmetica. In toenemende mate wordt palmolie ook als biomassa voor energieopwekking gebruikt, bijvoorbeeld in groene diesel. Palmolieplantages kunnen desastreus uitpakken voor het klimaat, maar ook gunstig. Oliepalmen groeien snel en de vruchten leveren veel energie. Per hectare krijgt men wel vier keer zoveel energie als uit een hectare koolzaad, het favoriete gewas in West-Europa voor de productie van groene diesel. De CO2-balans kan bij palmolie ongunstig uitpakken. Als een moerasbos wordt ontwaterd om palmolieplantages te irrigeren, dan heeft dat dramatische gevolgen. Ontwaterd veen klinkt in, oxideert (verbrandt) en stoot broeikasgassen uit. In de oliepalmplantages wordt bovendien veel minder koolstof opgeslagen dan in de oerwouden. Bovendien spelen bij het kappen van tropisch regenwoud ook andere duurzame elementen dan alleen de besparing op broeikasgassen. Alleen in gebieden waar geen oerwoud meer staat, pakken palmolieplantages gunstig uit. De praktijk leert echter dat er nog dagelijks oerwoud wordt gekapt (of platgebrand) om nieuwe olieplantages aan te leggen. Daarnaast zorgt het gebruik van voedingsmiddelen (palmolie, koolzaad) voor biobrandstoffen voor een meer ethische discussie nu er in de wereld nog steeds honger wordt geleden. Het prijsopdrijvende effect van deze vraag raakt juist de allerarmsten. Van een heel andere orde is de subsidie op roetfilters voor personenauto’s met een dieselmotor. Volgens verscheidene deskundigen en onderzoekers kunnen dergelijke filters leiden tot vorming van fijne roetdeeltjes die kankerverwekkend zijn en genetische beschadigingen kunnen veroorzaken. Bovendien blijken de roetfilters juist in de stedelijke gebieden, door de lage rijsnelheid, slecht te werken. De overheid neemt deze reactie serieus en TNO stelt een onderzoek in. Onderdeel van een roetfilter is het metaal platina. De winning van platina is een smerig proces. In de platinarijke gebieden in Zuid-Afrika geldt dat voor vier gram platina een ton grond moet worden afgegraven. Dit wordt vermalen en in zuren opgelost. Bovendien is voor de productie van 30 gram platina 1215 kilo fossiele brandstof nodig. Dit draagt weer bij aan een hoger CO2-gehalte in de lucht en er komen stoffen vrij die de ozonlaag aantasten, het grondwater vervuilen en kankerverwekkend zijn. De dieselauto met een roetfilter produceert ook meer CO2. En zo zijn er nog wel meer kanttekeningen te plaatsen bij duurzaam beleid. Zo is de vogelbescherming het niet eens met plannen om buitendijkse windmolens te plaatsen. Dat is niet eens zozeer omdat vogels slachtoffer worden van de ronddraaiende wieken, maar het blijkt dat zij uit de buurt van de windturbines blijven en zo hun habitat zien verminderen.

 

Het mag duidelijk zijn dat de invulling van duurzaamheid lastiger is dan het op het eerste gezicht lijkt. Bij een echt duurzame portefeuille zullen veel bedrijven worden uitgesloten. De pensioenfondsen wijzen er op dat het beleggingsuniversum en daarmee ook het rendement wel erg klein zouden worden als ze de lat te hoog leggen. En dan hebben zij het nog niet eens over het schrikbeeld van puur duurzame beleggingen in teak, robinia en exotische vruchten. In totaal wordt daar in Nederland voor meer dan 2 miljard euro in belegd. Uit onderzoek van de Rijksuniversiteit Groningen blijkt dat de waarde van de inleg in nagenoeg alle teakfondsen in de afgelopen jaren minstens is gehalveerd. Bovendien maken veel fondsen zich schuldig aan gebrekkige voorlichting en in sommige gevallen zelfs aan fraude.

 

Schretlen & Co geeft geen normatief oordeel over wat ‘goed’ of ‘slecht’ is en sluiten aan bij de interpretatie van duurzaamheid door de cliënt, waarmee er sprake is van optimale keuzevrijheid. Het duurzaamheidsonderzoek zelf is uitbesteed aan erkende organisaties op dit gebied. U beslist als belegger zelf welke criteria u mee wilt laten wegen in uw portefeuille. Het duurzaamheidsonderzoek leidt tot een score op het gebied van milieu-ecologische criteria (Planet) en sociaal-ethische criteria (People). In elke sector worden de bedrijven geselecteerd die het hoogst hebben gescoord op de twee duurzame criteria. Dit selecteren van de meest duurzame ondernemingen per bedrijfssector staat bekend als het zogenaamde ‘best-in-class’ principe. Absolute criteria als óf wel óf niet duurzaam blijken in de praktijk moeilijk hanteerbaar: geen enkel bedrijf zal volledig duurzaam kunnen handelen. Het is wel mogelijk om een beeld geven van ondernemingen die –in relatie tot vergelijkbare ondernemingen– bewust zo veel mogelijk sociaal en milieuverantwoord handelen. Minder duurzame sectoren van de economie worden daarbij uitdrukkelijk meegenomen. Achterliggende gedachte bij het ‘best-in-class’ principe is dat een duurzame belegger juist deze sectoren het meeste invloed zal kunnen uitoefenen door de nadruk te leggen op het beste (of het minst slechte) bedrijf op het gebied van duurzaamheid. Dit kan leiden tot positieve veranderingen voor de hele sector, hetgeen uit duurzaamheidsoogpunt het meeste effect sorteert. Het is daarnaast mogelijk om bepaalde sectoren uit te sluiten. Deze uitsluiting houdt verband met de niet-duurzame aard van de activiteiten die in zo’n sector plaatsvinden. Voorbeelden zijn alcohol, gokindustrie, tabak, nucleaire energie, wapens, genetische modificatie en vivisectie. Met deze negatieve uitsluiting kunt u het beleggingsbeleid nog preciezer afstemmen op uw persoonlijke voorkeuren.