Terug naar site

Oliemaatschappijen verlagen CO2-afdruk

Fondsnieuws, 8 juli 2021

8 juli 2021

Oliemaatschappijen spelen een centrale rol in de energietransitie. De bedrijven zelf zijn verantwoordelijk voor 9 procent van alle broeikasgassen en de producten die zij produceren zijn goed voor nog eens 33 procent van alle broeikasgassen. Bij elkaar is de olie- en gasindustrie dus goed voor 42 procent van alle uitstoot. De sleutel voor de oplossing van de klimaatcrisis ligt dus daar. Niet alleen zijn zij voor een groot deel verantwoordelijk voor de uitstoot, ze hebben ook de middelen om het roer om te gooien. Hoge vrije kasstromen, een leger aan ingenieurs en volop kennis van grootschalige projecten. Het zijn de ideale bedrijven voor de energietransitie. 

De olie- en gasindustrie moet haar uitstoot met minimaal 3,4 gigaton CO2-equivalent terugbrengen in 2050, een 90 procent reductie van de huidige uitstoot. Ze zijn al begonnen. Het Italiaanse ENI wil in Afrika een bos aanleggen van 80.000 km2, twee keer de oppervlakte van Nederland. Nederlandse consumenten kunnen bij Shell de CO2  van hun brandstof afkopen. Oliebedrijven kijken ook naar hun eigen portefeuille om relatief onopvallend een groot deel van de productie af te stoten. Er blijken grote verschillen in CO2-uitstoot te zitten tussen het ene en het andere veld. Velden die veel CO2-produceren zijn niet aantrekkelijk als straks de prijs van CO2 omhooggaat. Shell stoot deze activa af onder het motto ‘value over volume’. In totaal 120 miljard euro aan velden staat te koop.  

De kopers zijn private equity-maatschappijen als Blackstone en Bluewater of staatsoliebedrijven uit landen die het minder nauw nemen met de milieunormen. Deze partijen zullen de velden leegwringen tot de laatste druppel olie, ongeacht de gevolgen voor het milieu. Een minder fraaie vorm van greenwashing, maar kennelijk is dit wat de actievoerders voor de deur van de pensioenfondsen willen. Aangemoedigd door demonstraties, juridische uitspraken en nieuw geïnstalleerde groene bestuursleden neemt de druk op de oliemaatschappijen steeds meer toe. In mei riep zelfs het Internationale Energie Agentschap op om te stoppen met alle nieuwe investeringen in de winning van olie en gas. 

De opbrengst van de verkoop van deze velden kan worden gebruikt om te investeren in alternatieve brandstoffen. Deze ontwikkeling wordt in theorie versneld door de gestegen olieprijzen, waardoor oliemaatschappijen een betere prijs krijgen voor de bestaande velden en waardoor alternatieve brandstoffen eerder rendabel zijn. Ondanks de gestegen olieprijs, zijn er veel meer verkopers dan kopers. Dat is vreemd want de beurgenoteerde oliefondsen zijn maar goed voor 12 procent van alle olie- en gasreserves, 15 procent van de productie en 10 procent van de emissies. De bulk is in handen van staatsoliemaatschappijen. Wie wil demonsteren moet dus naar Saoedi-Arabië of Abu Dhabi. 

Door de nadruk op duurzaamheid is er een grote druk op institutionele beleggers om oliebedrijven uit de portefeuille te verwijderen. Het is maar de vraag of het doel – verlaging van de uitstoot – met zo’n verkoop dichterbij komt. De realiteit is dat ook de demonstranten nog volop gebruik maken van fossiele brandstoffen. Want elektrische auto’s rijden uitsluitend op steenkool, ze zorgen voor meer vraag naar elektriciteit en zolang er nog duizenden kolencentrales in de wereld zijn, gaat de marginale vraag naar het marginale aanbod. En ja, ze stoten dan meer CO2 uit dan een fossiel aangedreven auto. Minder vraag naar elektriciteit betekent dat er meer kolencentrales kunnen sluiten. Het probleem ligt aan de vraagkant, niet aan de aanbodzijde. Er komt een moment dat ook oliebedrijven hun ‘license-to-operate’ zullen verliezen, net als nu het geval is voor de tabaksindustrie. Daarvoor is het nu nog te vroeg. Door de harde opstelling richting de oliemaatschappijen gaan de opbrengsten van de verkochte velden niet naar investeringen in alternatieve energie. Die gaan vooral naar hogere dividenden, want de mensen die nog zijn blijven zitten, willen juist niet dat er geld gaat naar alternatieve bronnen van energie. Doordat er niet meer wordt geïnvesteerd in energie, gaat de prijs van olie omhoog. Daarvan profiteren dan vooral de staatsoliemaatschappijen en private equity, want nog even en de beursgenoteerde oliemaatschappijen hebben geen velden meer in bezit.