Nederland heeft het beste pensioenstelsel ter wereld. Het kabinet wil het pensioenstelsel hervormen. Robuuster en persoonlijker moet het worden. Het moment om buiten de gebaande paden te denken.
De omvang van de Nederlandse pensioenpot is 1400 miljard euro. Dat is niet het totaal, maar alleen de pensioenopbouw via de werkgevers. Meestal betalen werkgevers 2/3 van de totale pensioenpremie en de werknemers 1/3 deel. De bijdrage van de werkgever wordt niet tot het belaste loon gerekend en de werknemersbijdrage mag van het bruto loon worden afgetrokken. Uitkeringen zijn wel belast. Dat betekent dat er een belastinglatentie op de pensioenpot rust die ongeveer gelijk is aan de staatsschuld van 400 miljard euro. Er wordt dus belegd met toekomstige belastinggelden.
Gelukkig beleggen Nederlandse pensioenfondsen conservatief. Liefst 54% bestaat uit obligaties, tegen slechts 31% bij pensioenfondsen buiten Nederland. Wel vreemd nu de rente op (staats)obligaties juist hier op een historisch dieptepunt staat. Het is een direct gevolg van het huidige systeem: lagere rentes zorgen voor hogere verplichtingen, die dan weer afgedekt worden door meer obligaties bij te kopen.
De lage rente is een goed excuus om die belastingpost nu te innen. Nederland wordt het eerste land dat haar staatsschuld volledig aflost. Dit verlaagt het risico voor de BV Nederland. Het risico op koersverliezen bij stijgende rente is immers groot. Bovendien bestaat de kans dat de zuidelijke lidstaten van de Europese Unie gaan stunten met belastingtarieven voor gepensioneerden. Dan kan Nederland fluiten naar deze belastingclaim. Een verdrag tussen Nederland en Portugal kon nog net een stokje steken voor de eind 2012 ingevoerde Portugese regeling waardoor residentes não habituais tien jaar lang geen belasting hoeven te betalen over hun pensioen. Belgen profiteren optimaal van deze regeling, kern van de Unie is immers vrijheid van personen en kapitaal. De Portugese economie profiteert ook volop van de rijke buitenlandse pensionado’s. Het lijkt een kwestie van tijd tot dat landen als Griekenland of Italië wel met een regeling komen die ook voor de Nederlandse gepensioneerden aantrekkelijk is.
Als de staatsschuld is afgelost, is er ruimte om te kijken naar investeringskansen. Geld lenen is geen probleem, zolang er rendement wordt gemaakt. Stel dat elk in Nederland geboren kind van de Nederlandse overheid 100.000 euro krijgt. Dat geld gaat naar één van de pensioenbanken, zoals die ook in Chili concurreren om de pensioengelden.
Gebruikmakend van het 8e wereldwonder kan die ton op een persoonlijke rekening 65 jaar groeien, ruim voldoende voor een goed pensioen. Feitelijk is dit een eerste stap naar een basisinkomen. Zonder onderscheid meer tussen ZZP’ers en werknemers. Deze generatie hoeft dan geen pensioenpremies af te dragen. Dat verlaagt de loonkosten met een vijfde en verbetert daarmee de Nederlandse concurrentiepositie. Het verbreedt ook de belastingbasis, niet onbelangrijk in een land waar per saldo de helft van kiezers geen belasting betalen.

100.000 euro bij geboorte rent in 65 jaar op tot bijna 1.300.000 euro, ruim voldoende voor een goed pensioen. Wie datzelfde bedrag wil behalen met pensioenpremies moet 40 jaar lang 12.500 euro storten (dus in totaal 500.000 euro) en komt zelfs dan op een lager bedrag uit. Let op; deze column gaat niet over het te hanteren prognoserendement. Met zo'n lange horizon kan er meer in aandelen worden belegd, en is de risicopremie op aandelen relevant
Onder strikte voorwaarden kan die toekomstige generatie eerder geld onttrekken uit de persoonlijke pensioenpot. Bijvoorbeeld voor onderwijs, permanente educatie en huisvesting, waarmee ook regelingen als kinderbijslag, studiefinanciering en woningsubsidies kunnen worden afgeschaft. Die ton heeft de staat daarmee snel terugverdiend.

Diezelfde 100.000 rent op tot bijna 700.000 op 65-jarige leeftijd, maar dan is er wel tussentijd de kinderbijslag, de studie en een aanbetaling op het eerste huis van gedaan. Pensioenpremies en hypotheekrentes zijn niet meer aftrekbaar en dat betekent bij elkaar een directe besparing van 225.000. Indirect zijn de besparingen veel groter, immers de bevolking is hoger opgeleid met een hoger vrij besteedbaar inkomen en veel lagere rentelasten (en betaalt dus veel meer indirecte belastingen). Bij de rentelasten voor de staat (grijze lijn) is ook een rente van 4% gehanteerd (waarschijnlijk is dat te hoog) die gesaldeerd is met directe besparingen.
In plaats van iedere Nederlander gesubsidieerd vol te laden met studie- en hypotheekschulden, is het beter om te investeren in een goed opgeleide bevolking. Een bevolking die dankzij minder aftrekposten, minder subsidies, maar ook lagere marginale belastingtarieven en minder schulden nog beter internationaal kan concurreren.
Photo by Isaac Smith on Unsplash