Na het laatste Chinese partijcongres reageerden beleggers teleurgesteld. Ze hadden gehoopt op een einde aan het zero-covid-beleid, maar in plaats daarvan werden ze geconfronteerd met het om onduidelijke redenen wegleiden van de 79-jarige Hu Jintao uit de Grote Hal van het Volk. Hu gaf geen blijk daar aan mee te willen werken, maar werd uiteindelijk weifelend weggeleid. Ook omdat alle macht bij Xi Jinping is geconsolideerd, werd hij vergelijken met het autoritaire regime van Mao Zedong.
Daarbij hoort het beeld van een centraal geplande economie zonder ruimte voor de vrije markteconomie waar de afgelopen vier decennia zo zorgvuldig aan was gewerkt. Deze interpretatie blijkt echter te simplistisch en daarom fout. Ook beleggers die massaal gingen opbiechten dat ze voortaan een zero-China-beleid zouden hanteren, zitten fout.
Stijging MSCI China Index
Inmiddels is de MSCI China index in de maand november met 28 procent gestegen. De reden is dat zowel het zero-covid-beleid wordt versoepeld als dat er maatregelen worden genomen om de vastgoedmarkt te stabiliseren. Beide problemen zijn veroorzaakt door de overheid en daarmee ook oplosbaar door diezelfde overheid.
Bovendien blijkt als zo vaak dat demonstraties in China uiterst effectief kunnen zijn, gezien de ultieme doelstelling van de communistische partij om in het zadel te blijven. Een tweede Tienanmen-drama moet tegen elke prijs worden voorkomen. Ook Chinese keizers moesten in het verleden vaak het veld ruimen als de bevolking het niet meer met ze zag zitten. Door deze versoepeling zit er meer in het vat voor Chinese aandelen.
In november ontmoette Xi Biden op de bijeenkomst van de G20 in Bali. Beide partijen lijken nu er op uit te zijn om meer stabiliteit in de relatie te brengen. De Amerikanen mogen dan nog steeds de export van Westerse chipstechnologie naar China willen verbieden, maar tegelijkertijd is er wel een akkoord gekomen over de notering van Chinese bedrijven in de Verenigde Staten. Overigens moest China wel voldoen aan het overgrote deel van de Amerikaanse eisen.
Xi Jinping is uit op rust
Xi is uit op rust, ook omdat hij economische groei nodig heeft om zijn binnenlandse doelstellingen te realiseren. De MSCI China index is ook na de stijgen in november nog altijd goedkoop op minder dan 12 keer de winst. Bovendien hebben de Chinezen tijdens de lockdowns veel kunnen sparen, sinds de start van de pandemie drie jaar lang elk jaar meer dan 10 biljoen renminbi. Dat betekent dus een ongekende impuls voor de economische groei wanneer de Chinese economie open gaat.
De vraag is overigens terecht wat Xi Jinping voor een leider is als we hem niet mogen vergelijken met Mao Zedong. Vreemd genoeg lijken juist westerse democratieën sinds de start van de coronapandemie het Chinese meer autoritaire model te hebben omarmd. Een grotere overheid die is opgesteld om elk probleem in de maatschappij (met extra geld) op te lossen en die niet schuwt om harde maatregelen te treffen zonder duidelijke democratische grondslag. Maar de regering in China is niet een echt autoritair regime, het is een neo- autoritair regime.
In China speelt de overheid een krachtige rol, maar faciliteert diezelfde overheid wel de vrije markteconomie. Xi zit nog meer dan de leiders voor hem op het spoor van het ‘kapitalisme met socialistische trekjes’ van Deng Xiaoping, een kapitalistisch land onder communistische leiding. Dat was de basis voor de sterke economische groei van China in de afgelopen decennia.
Vrijheid versus gelijkheid
Het grote verschil tussen China en de Verenigde Staten is niet het contrast tussen een autoritair regime en een democratische maatschappij. Het zit wat betreft de Chinezen er vooral in dat de Amerikanen de nadruk leggen op vrijheid boven alles en de Chinezen geloven in gelijkheid.
De Verenigde Staten zijn volgens Peking een land van een grote economische ongelijkheid. Het vrije marktkapitalisme is volgens de Chinezen zelfs doorgedrongen tot de politiek waarin het Witte Huis en het Congres te koop zijn voor de hoogst biedende partij. Amerika is een plutocratie, geen democratie. De macht in de Verenigde Staten is altijd in handen van de politieke elite, iets wat volgens de communisten zal leiden tot vervreemding van de bevolking, economisch populisme, politieke polarisering en een toenemend wantrouwen richting de overheid. Dit zijn geen recente observaties, maar zijn de bevindingen van Wang Huning eind jaren tachtig, de Chinese ideoloog die op dit moment de zevende man is in het politbureau.
De Verenigde Staten zijn volgens China een land van paradoxen. Extreem rijk, maar met veel armoede, met de beste ziekenhuizen in de wereld, iets wat een groot deel van de bevolking niet kan betalen en een land met de beste universiteiten, maar met een slecht opgeleide bevolking. De Chinese Marxisten geven de voorkeur aan gelijkheid boven vrijheid, maar blijven erkennen dat deze doelstelling alleen kan worden gehaald met behulp van de vrije markteconomie.
Overigens heeft China nog een lange weg te gaan voordat die beoogde gelijkheid zal worden bereikt. De Gini-coëfficiënt is onder Xi iets gedaald en om dit doel te halen is er veel welvaart (lees economische groei) vereist. Dat is te doen, want China is nog altijd een land waar veel productiviteitswinsten te behalen zijn. Een lange termijn groeiverwachting van 2,5 procent is in dit stadium dan ook te pessimistisch, zeker als volgend jaar na drie zware coronajaren de Chinese economie weer volledig open gaat.