Het jaar 2021 is het derde jaar op rij dat duurzame beleggers beter presteren dan de niet-duurzame beleggers. Lange tijd is er een discussie geweest of duurzaam beleggen nu ten koste gaat van het rendement of dat het juist extra rendement zou opleveren. Vele onderzoeken en metastudies verder is de voorzichtige conclusie dat het waarschijnlijk geen rendement kost en mogelijk zelfs goed is voor het rendement. Met het mainstream gaan van duurzaamheid dankzij de verantwoorde ontwikkelingsdoelen en de duurzame versnelling als gevolg van de coronacrisis, wordt nu zelfs de vraag gesteld of er structureel sprake is van een hoger rendement bij duurzaam beleggen. De eerste publicaties over de ESG-factor en de bijbehorende premies zijn al verschenen.
Ondanks de goede resultaten is het absolute percentage duurzame beleggers wereldwijd nog altijd bescheiden. Nu bestaan er vele gradaties op het gebied van duurzaamheid en Europese richtlijnen zoals SFDR en Taxonomy proberen daar meer orde in aan te brengen en ook meer sturing aan te geven. Het probleem is dat duurzaamheid een subjectief en dynamisch begrip is. Veel is voortschrijdend inzicht en omdat het over idealen, cultuur, ethiek en zelfs geloof gaat, is het vreemd dat de overheid nu gaat bepalen wat mensen mogen denken. Enige analogie met Orwell lijkt wat dat betreft wel op zijn plaats. Het ironische is ook dat SFDR wordt gebruikt om groen te wassen, terwijl het doel juist was om dit tegen te gaan. Onder het lichtgroene artikel 8 vallen tal van bedrijven met zogenaamde duurzame controverses. Bij een controverse overtreedt een bedrijf niet alleen de duurzame spelregels, het bedrijf wordt daar ook bij herhaling op aangesproken en besluit desondanks om in het onwenselijke gedrag te volharden. Met de beste wil van de wereld kan je dat niet meer (licht)groen noemen, maar het gebeurt wel. Het echte rendement wordt gemaakt met de donkergroene bedrijven, dat zijn bedrijven die ook een positieve impact willen hebben op maatschappij en milieu.
De komende jaren zal de geldstroom richting duurzame bedrijven in combinatie met de verduurzaming van wet- en regelgeving ervoor zorgen dat duurzame bedrijven het beter blijven doen dan de niet-duurzame bedrijven. Meer rendement is meestal een eenvoudige manier om twijfelaars te overtuigen, maar desondanks resteert er vooral ongeloof en kritiek. Wellicht is het beter om de critici eens te wijzen op de kosten van de niet-duurzame oplossingen. Niet het financiële rendement, maar op de kosten voor maatschappij en milieu. Die kosten zijn hoog. De meest acute crisis is de klimaatcrisis. Alleen al het stijgen van de zeespiegel zal ervoor zorgen dat maar liefst 40 procent van de wereldeconomie letterlijk onder water staat. De huidige logistieke problemen verbleken op het moment dat zoiets zich voordoet. Lange tijd kon men dit afdoen als iets dat zich zou afspelen in de verre toekomst, maar het jaar 2021 heeft geleerd dat klimaatrisico’s ook in het hier en nu spelen. De toenames van bosbranden, hittegolven, droogtes en overstromingen hebben gezorgd voor een grotere ‘sense of urgency’. Dat lijkt mensen in beweging te zetten. Ook de harde realiteit van de snel afnemende diversiteit, de plastic soep in de oceanen of heel simpel, het gebrek aan schone lucht en schoon water laat mensen sneller kiezen voor een duurzame toekomst.
Door de nadruk op de verschillende milieucriteria lijkt het of de sociale criteria naar de achtergrond verdwijnen. Economisch is juist daar veel te halen. De wereldeconomie kan veel harder groeien als we ook het arbeidspotentieel van vrouwen volledig benutten. Nu kunnen we wel werken aan symptoombestrijding zoals een verplicht percentage vrouwen in het bestuur van een onderneming of eisen dat man en vrouw gelijk worden betaald. De achterliggende oorzaak is een falend HR-beleid dat onvoldoende streeft naar diversiteit. Het gaat in dit geval niet over enkele procenten economische groei die we mislopen, maar om tientallen procenten. Hetzelfde geldt voor de onbeperkte toegang tot onderwijs en de zorg. Zolang dat niet goed is geregeld, draait de economie suboptimaal. We hebben mogelijk veel Einsteins gemist, doordat niet elk kind de mogelijkheid heeft om hoger onderwijs te genieten.
Gelukkig hangen milieu- en sociale criteria deels met elkaar samen. Wie de klimaatcrisis, de milieucrisis, de energiecrisis, de watercrisis en de voedselcrisis weet op te lossen, heeft daarmee ook grotendeels de ongelijkheid in de wereld opgelost. Er is geen noodzaak om te vluchten uit Afrika als daar voldoende voedsel en schoon water is, onbeperkte energie en de oogst niet regelmatig wordt vernield door natuurrampen. Voor het weer hoef je niet naar Europa te komen. Voor de goede orde: het gaat niet over ongelijke inkomens, maar over ongelijke kansen. Loon naar werken is een essentieel principe om duurzame doelen te bereiken. In Nederland lijkt men maar niet te begrijpen dat een goede CEO zijn of haar gewicht in goud meer dan waard is. Alleen wanneer de CEO wordt overbetaald en de werknemers worden onderbetaald, dan uit zich dit vaak in een bovengemiddeld personeelsverloop die ten koste gaat van de prestaties van een bedrijf. Voordat iemand stelt dat al deze maatregelen zijn gericht op nog meer economische groei en dat daar juist het probleem zit, het volgende. Economische groei zorgt ervoor dat de koek groter wordt en wanneer die eerlijk wordt verdeeld, draagt dit het juist het meest bij aan het bereiken van een duurzaam evenwicht. Wanneer het welvaartspeil stijgt, nemen mensen immers minder kinderen. In rijke landen groeit de bevolking niet meer en het is de sterke bevolkingsgroei die ervoor zorgt dat onze planeet het op de huidige niet-duurzame manier niet mee aankan. Het aardige is dat beleggers een bijdrage kunnen leveren aan al deze oplossingen zonder dat ze daarvoor rendement hoeven in te leveren.