Terug naar site

Het ontstaan van de mondiale schuldenberg

Fondsnieuws 20 maart 2019

20 maart 2019

Het ontstaan van de mondiale schuldenberg

Tien jaar na de financiële crisis is de mondiale schuldenberg groter dan ooit. Dat klinkt dramatischer dan het is. Van belang is de relatieve omvang van de schuld, de hoeveelheid leningen ten opzichte van de totale economie. Die verhouding is ook gestegen, maar veel minder sterk. Door de sterke groei van de wereldeconomie is sinds 2016 de schuld relatief zelfs gedaald. Schuld hoeft geen probleem te zijn, zo lang de opbrengst maar hoger is dan wat het lenen kostte. In 2016, juist op het hoogste punt van de relatieve schuldomvang stond de rente wereldwijd op een historisch dieptepunt. Dat lijkt een uitnodiging voor nog meer schuld. Voor een goed begrip is het goed om eerst maar eens te kijken hoe het zover heeft kunnen komen.

Hogere schulden door lagere inflatie

Schuld is geld dat ontstaat wanneer de marktrente afwijkt van de natuurlijke rente. De natuurlijke rente is de neutrale rente, het niveau waarop het prijsniveau stabiel is. Wanneer de marktrente daalt beneden de natuurlijke rentestand, krijgen bestaande kapitaalgoederen een hogere waarde. Daardoor loont het om te lenen en te investeren. Als alle productiefactoren volledig zijn ingezet, stijgen de prijzen van consumptiegoederen. Wanneer de marktrente op de prijsstijging reageert en boven de natuurlijke rente komt te liggen, komt op analoge wijze een proces van prijsdalingen tot stand.

In de jaren zeventig stegen de prijzen, maar bleef de werkloosheid hoog. Hoge olieprijzen, valutaspeculanten, hebzuchtige ondernemers en vakbondsleiders kregen de schuld van de inmiddels beruchte loon-prijsspiraal. De oorzaken zijn veel meer te vinden in falend economisch en monetair beleid. De rente leek hoog, maar was voor overheden altijd nog lager dan de inflatie. Voor overheden leek geld daardoor gratis, begrotingstekorten liepen op. Voor ondernemers was het een bijzonder lastige periode. Pas toen Fed-voorzitter Paul Volcker begin jaren tachtig een dubbele recessie veroorzaakte om de inflatie onder controle te krijgen, werd dit catastrofale beleid gecorrigeerd. De vrees voor inflatie bleef, terwijl de startende IT-revolutie en de sterk toenemende globalisering zorgden voor prijsdruk. De marktrente daalde al snel weer tot onder de natuurlijke rente en schulden in verhouding tot de totale economie begonnen sterk te stijgen. Lagere belastingen, een kleinere overheid en een lagere rente waren positieve impulsen voor de economie. Het loonde weer om te ondernemen, te investeren en ook om te lenen. Door de globalisering profiteerden opkomende markten, toen vooral bekend als de lagelonenlanden. Capaciteit voldoende, inflatie kon structureel omlaag evenals de rente waardoor schulden draaglijk bleven.

Iedere schuld is iemands bezit

Ondanks de oplopende schulden is de rente sinds begin jaren tachtig alleen maar gedaald. Globalisering en de IT-revolutie hebben gezorgd voor structureel lagere inflatie en een lagere rente De lagere rente heeft geen negatief effect gehad op de vraag. Twee oorzaken: globalisering en demografie. Dankzij globalisering staan de fabrieken van de wereld tegenwoordig in Azië. Het typische Aziatische groeimodel zorgt voor grote overschotten op de lopende rekening. Hoge valutareserves hebben er voor gezorgd dat vroeger Japan en tegenwoordig China de grootste houder is van Amerikaanse staatsobligaties.

Daarnaast speelt demografie een rol. De naoorlogse babyboomgeneratie was de afgelopen decennia aan het sparen voor het pensioen. De stijgende gemiddelde levensverwachting was een tegenvaller, maar daardoor is het pensioenpotje veel groter geworden. Pensioengeld dat op zoek is gegaan naar rendement. Is het schuldenprobleem daardoor niet eerder een spaarprobleem? Deze demografische trend zal de komende jaren draaien. De babyboomgeneratie staat op het punt om het pensioenpotje aan te spreken. Natuurlijk is dat te mitigeren door het verhogen van de pensioenleeftijd, maar het effect volledig wegnemen zal niet lukken. Verder zal de demografie in China als gevolg van de eenkindpolitiek op termijn juist zorgen voor minder besparingen en een tekort op de lopende rekening. Natuurlijk zijn er nog delen van de wereld met een gunstige demografie, maar India en Afrika zijn naar verhouding nog te klein.

Het einde van de schuldencyclus

Te weinig schuld kan net zo goed een probleem zijn als te veel schuld. Dat geldt vooral voor de maatschappij als geheel, meestal niet voor het individu. Als schuld productief wordt ingezet, zal iedereen profiteren. Als er te weinig wordt geïnvesteerd in bijvoorbeeld scholing en infrastructuur, kan onvoldoende schuld er voor zorgen dat er kansen worden gemist. Door het tijdsverschil tussen aangaan van de schuld en aflossing is vooraf niet exact bekend of er kan worden afgelost. Bij schuld is er per definitie sprake van een cyclus. Op het moment van het aangaan van de schuld wordt er meer geld uitgegeven dan er binnenkomt. Dat betekent dat bij het aflossen van de schuld er minder te besteden overblijft. Helaas zorgt het aangaan van de schuld voor zichzelf versterkende effecten. Meer koopkracht en hogere investeringen hebben een positief effect op inkomen en de prijzen van activa, waardoor nog meer schuld wordt aangegaan. In de opgaande fase worden deze positieve trend vaak doorgetrokken naar de toekomst, maar dat is niet eeuwig vol te houden. Uiteindelijk keert de wal het schip. In de afgelopen dertig jaar hebben centrale bankiers een steeds grotere rol op zich genomen, tot zelfs het opkopen van schuld. Daardoor kon de totale schuld verder stijgen. Door actief ingrijpen in de cyclus wordt het zelfreinigende vermogen van financiële markten tegengewerkt. Schulden die niet of gedeeltelijk kunnen worden terugbetaald blijven staan en worden niet afgeboekt. Het probleem wordt doorgeschoven naar de toekomst. Zo lang het een solvabiliteitsprobleem blijft, is er onder het motto van ‘extend en pretend’ geen acuut risico. Maar wanneer het een probleem wordt van de liquiditeit zoals in 2008, is er sprake van een schuldencrisis. Vertrouwen staat daarin centraal, vertrouwen dat de schuld wordt terugbetaald. Vertrouwen in de opbrengst van productieve investeringen of in een centrale bankier die ‘er alles aan zal doen’ om de schuld te herfinancieren.